Uitspraak

Inhoudsindicatie

Bijstand op grond van Participatiewet. Schending inlichtingenverplichting door gokken in casino niet te melden. Ook wanneer geen sluitende, verifieerbare gokadministratie is bijgehouden, is volledige terugvordering bijstand niet zonder meer mogelijk. Vuistregel voor vaststellen inkomsten uit gokken.

Tekst

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: ROT 21/5366

uitspraak van de meervoudige kamer van 2 september 2022 in de zaak tussen [naam eiseres], uit [woonplaats eiseres], eiseres

(gemachtigde: mr. G.J. de Kaste),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder

(gemachtigden: mr. H. Biemond en mr. W. Breure).

Procesverloop

Met het besluit van 5 januari 2021 (primair besluit I) heeft verweerder de bijstandsuitkering van eiseres op grond van de Participatiewet (Pw) herzien over de periode van 1 oktober 2019 tot en met 30 september 2020 en een bedrag van € 8.283,14 ter zake teveel verstrekte bijstand van haar teruggevorderd.

Met het besluit van 6 januari 2021 (primair besluit II) heeft verweerder eiseres een bestuursrechtelijke waarschuwing gegeven.

Met het besluit van 17 februari 2021 (primair besluit III) heeft verweerder de terugvordering gebruteerd tot een bedrag van € 13.138,94.

Met het besluit van 6 september 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de primaire besluiten gedeeltelijk gegrond verklaard. Verweerder heeft de netto terugvordering verlaagd tot een bedrag van € 8.214,14, de bruto terugvordering verlaagd tot een bedrag van € 13.029,49 en de waarschuwing ingetrokken.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft het beroep op 14 april 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres ontvangt sinds 15 juli 2007 een bijstandsuitkering, laatstelijk op grond van de Pw. In het kader van een rechtmatigheidsonderzoek in oktober 2020 heeft verweerder eiseres verzocht haar bankafschriften over de periode van 1 juli 2020 tot en met 30 september 2020 in te leveren. Nadat verweerder heeft geconstateerd dat op de bankafschriften contante stortingen, bijschrijvingen van derden en pintransacties in casino’s zichtbaar waren, heeft hij eiseres verzocht om bankafschriften over de periode van 1 oktober 2019 tot en met 30 juni 2020 in te leveren. Uit het onderzoek komt naar voren dat eiseres in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 30 september 2020 (periode in geding) bedragen in gokgelegenheden heeft gepind en bijschrijvingen van derden op haar bankrekening heeft ontvangen. Eiseres heeft hierover in een gesprek op 18 december 2020 verklaard dat zij enkele keren per maand gokt, maar dat zij ook geld pint in casino’s dat zij vervolgens aan haar dochter of een vriend geeft om haar vaste lasten te voldoen. Over de contante stortingen heeft eiseres verklaard dat dit geld is dat zij eerder heeft opgenomen in de casino’s en later op haar bankrekening heeft teruggestort. Verweerder heeft de bevindingen van het rechtmatigheidsonderzoek vastgelegd in de rapportage bestuursrechtelijk onderzoek van 4 januari 2021.

Het bestreden besluit

2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiseres de op haar rustende inlichtingenplicht heeft geschonden door geen melding te maken van haar gokactiviteiten. Omdat een administratie van de gokactiviteiten ontbreekt, kan het recht op (aanvullende) bijstand in de maanden waarin is gegokt niet worden vastgesteld en dient de bijstandsuitkering over die maanden te worden ingetrokken en de betaalde bijstand volledig te worden teruggevorderd. De bijschrijvingen van derden op de bankrekening van eiseres in de maand maart 2020 zijn ten onrechte als inkomsten aangemerkt en daarom komt de herziening van het recht op bijstand over deze maand en de daaruit voortvloeiende terugvordering te vervallen. Verweerder heeft geen aanleiding gezien om op grond van dringende redenen van terugvordering af te zien. De terugvordering is volgens verweerder op goede gronden gebruteerd omdat, nu eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden, niet gesteld kan worden dat de terugvordering buiten haar toedoen is ontstaan en eiseres niet te verwijten is dat de vordering niet tijdig is voldaan.

Standpunten van eiseres

3. Eiseres betoogt dat zij haar inlichtingenplicht niet heeft geschonden. Er is geen sprake van inkomsten uit het gokken, zij heeft alleen verlies geleden. Op de door haar overgelegde bankafschriften staan geen stortingen als gevolg van bezoeken aan het casino. Zij wist niet dat casinobezoek niet is toegestaan en verweerder heeft haar dit ook niet verteld. Verder betoogt eiseres dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met haar persoonlijke omstandigheden. Zij verkeert in een sociaal isolement en het casinobezoek is voor haar een contactmoment met de buitenwereld. Haar arbeidssituatie is uitzichtloos en zij heeft medische problemen. De medicijnen die zij gebruikt, kunnen dwangmatig gedrag met zich meebrengen. Volgens eiseres zijn er dringende redenen om van terugvordering af te zien, waartoe zij verwijst naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 21 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1475.

Juridisch kader

4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Gokactiviteiten

5. Niet in geschil is dat eiseres in de te beoordelen periode gokactiviteiten in een casino heeft verricht en dat zij hiervan geen melding heeft gedaan bij verweerder. Volgens vaste rechtspraak van de Raad, die de rechtbank onderschrijft, is gokken op zichzelf een bezigheid die gemeld moet worden (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 23 februari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:483). Hiervoor is van belang dat uit de aard van gokken voortvloeit dat er inkomsten mee kunnen worden verworven. Dit maakt dat gokken van invloed kan zijn op het recht op bijstand. Dit had eiseres, mede gelet op de informatie op de website van verweerder en het artikel in de nieuwsbrief bij de uitkeringsspecificatie van februari 2019, ook redelijkerwijs duidelijk moeten zijn. Door haar gokactiviteiten niet bij verweerder te melden, heeft eiseres de op haar rustende inlichtingenverplichting geschonden.

6. Uit vaste rechtspraak van de Raad volgt dat, indien als gevolg van de schending van de inlichtingenverplichting niet kan worden vastgesteld of en, zo ja, in hoeverre de betrokkene verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden, het aan de betrokkene is aannemelijk te maken dat hij, indien hij destijds wel aan de inlichtingenverplichting zou hebben voldaan, over de desbetreffende periode recht op volledige dan wel aanvullende bijstand zou hebben gehad. In het algemeen geldt dat de bijstandsgerechtigde die zijn inlichtingenplicht heeft geschonden, zijn recht op bijstand aannemelijk dient te maken door middel van een verifieerbare administratie, waaruit de aard en omvang van zijn activiteiten (en zijn daarmee verdiende inkomsten) blijken.

7. In geval van vastgestelde gokactiviteiten in een casino (bijvoorbeeld indien uit de bankafschriften is gebleken dat in een casino is gepind) doet verweerder nader onderzoek en verlangt hij van de bijstandsgerechtigde een gokadministratie, zijnde een verifieerbaar overzicht waarin de kosten en winsten per afzonderlijke gokbeweging zijn vermeld. Indien de bijstandsgerechtigde hieraan niet kan voldoen, betekent dat volgens verweerder dat het recht op bijstand over de maand waarin gokactiviteiten hebben plaatsgevonden, niet kan worden vastgesteld en gaat verweerder over tot intrekking en volledige terugvordering van de bijstandsuitkering over die maand. Deze beoordelingslijn hebben de rechtbank en de Raad tot op heden geaccepteerd (zie bijvoorbeeld het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de Raad van 19 april 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:909).

8. De rechtbank acht deze beoordelingslijn van verweerder echter niet langer rechtmatig. Hierbij is het volgende van belang. Een besluit tot intrekking en volledige terugvordering van de bijstandsuitkering heeft een reparatoir karakter, wat inhoudt dat een dergelijk besluit tot doel heeft om de bijstandsgerechtigde in de situatie te brengen waarin hij zou hebben verkeerd als hij zijn inlichtingenplicht zou hebben nageleefd. Het uitgangspunt dat het in de eerste plaats aan de bijstandsgerechtigde is om aan de hand van een verifieerbare administratie inzichtelijk te maken in welke situatie hij zou hebben verkeerd als hij zijn inlichtingenplicht zou zijn nagekomen, onderschrijft de rechtbank. Tegelijkertijd is de rechtbank van oordeel dat verweerder ervoor moet zorgen dat, ook als de bijstandsgerechtigde zijn situatie niet (voldoende) inzichtelijk heeft gemaakt, de intrekking en terugvordering zoveel mogelijk aansluit bij de situatie waarin de bijstandsgerechtigde naar redelijke verwachting zou hebben verkeerd indien hij zijn inlichtingenplicht wel zou zijn nagekomen. Ingeval de bijstandsgerechtigde in een casino heeft gegokt, is het nagenoeg onmogelijk om hiervan een sluitende, verifieerbare administratie over te leggen. De gevolgen hiervan voor de bijstandsgerechtigde zijn groot, nu de gehele bijstandsuitkering over de desbetreffende maand wordt ingetrokken en teruggevorderd. Dat met het gokken (hoge) inkomsten zijn verworven die de toepasselijke maandelijkse bijstandsnorm overschrijden, is echter niet waarschijnlijk, mede gelet op het feit dat gokken, in het algemeen gesproken, meestal niet winstgevend is.

9. Met inachtneming van het voorgaande zal de rechtbank intrekkingen en terugvorderingen in zaken waarin het gaat om een bijstandsgerechtigde die in een casino heeft gegokt, maar daarvan geen melding heeft gemaakt, in het vervolg op de volgende wijze toetsen.

10. De rechtbank stelt voorop dat verweerder, nadat hij heeft geconstateerd dat de bijstandsgerechtigde zijn inlichtingenplicht heeft geschonden door geen melding te maken van zijn gokactiviteiten in een casino, in de eerste plaats de bijstandsgerechtigde kan verzoeken om een gokadministratie over te leggen. Legt een bijstandsgerechtigde een dergelijke gokadministratie over, dan kunnen zijn gokinkomsten aan de hand hiervan worden vastgesteld. Doet hij dat niet, dan kan dit niet langer direct leiden tot intrekking en volledige terugvordering van de bijstandsuitkering over de maanden waarin is gegokt.

11. De rechtbank acht het niet langer in overeenstemming met het reparatoire karakter van een besluit tot intrekking en terugvordering om uitsluitend op basis van de omstandigheid dat de bijstandsgerechtigde in een bepaalde maand gokactiviteiten heeft verricht en daarvan geen sluitende administratie heeft bijgehouden, de bijstand over die maand in te trekken en volledig terug te vorderen. Tegelijkertijd is het niet mogelijk om, bij gebreke van een sluitende administratie of een aannemelijke verklaring van de bijstandsgerechtigde, de omvang van de (inkomsten uit) gokactiviteiten, en daarmee de hoogte van de ten onrechte verstrekte bijstand, met zekerheid vast te stellen. De rechtbank ziet daarom aanleiding voor de beoordeling door verweerder een vuistregel te formuleren die zij wel acceptabel acht. Deze vuistregel houdt in dat de hoogte van de gokinkomsten gelijk wordt gesteld aan de hoogte van de bedragen die de bijstandsgerechtigde met gokken in het casino heeft ingezet (of, bij onduidelijkheid hierover, in het casino heeft gepind). De rechtbank is zich ervan bewust dat deze wijze van inkomstenvaststelling niet ideaal is, maar zij is van oordeel dat met deze vuistregel – bij gebrek aan een werkbaar alternatief – meer wordt aangesloten bij de situatie waarin de bijstandsgerechtigde naar redelijke verwachting zou hebben verkeerd indien hij zijn inlichtingenplicht wel zou zijn nagekomen dan bij een volledige intrekking en terugvordering van de bijstand het geval is.

12. Van deze vuistregel zou kunnen worden afgeweken in het geval de bijstandsgerechtigde weigert zijn medewerking te verlenen aan het onderzoek van verweerder (bijvoorbeeld als hij geen volledige openheid van zaken geeft of tegenstrijdige verklaringen geeft, zonder dat hij daarvoor een bevredigende uitleg heeft), of indien er sprake is van concrete aanwijzingen dat de gokactiviteiten van de bijstandsgerechtigde omvangrijker zijn dan hij heeft verklaard (bijvoorbeeld als er sprake is van een onbekende bron van inkomsten naast de bijstandsuitkering). In dat geval kan verweerder overgaan tot intrekking en volledige terugvordering van het recht op bijstand over de maanden waarin de bijstandsgerechtigde heeft gegokt.

13. Uit het voorgaande volgt dat verweerders onderzoek naar de gokactiviteiten van eiseres niet zorgvuldig is geweest. Het bestreden besluit is dan ook niet zorgvuldig voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd. Het beroep is daarom gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb . Aan de bespreking van de overige beroepsgronden komt de rechtbank, gelet op het voorgaande en op wat hierna wordt overwogen, niet toe.

14. De rechtbank ziet geen aanleiding om het geschil finaal te beslechten. Verweerder zal namelijk in overeenstemming met voormelde overwegingen moeten beoordelen of en, zo ja, in welke mate de gokactiviteiten van eiseres leiden tot intrekking/herziening en terugvordering van de bijstandsuitkering. Gelet op de omvang van de door verweerder uit te voeren beoordeling acht de rechtbank het toepassen van een bestuurlijke lus geen efficiënte manier om deze zaak af te doen. Verweerder moet daarom een nieuw besluit op het bezwaar nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank merkt hierbij op dat de Beleidsregels gokken en bijstand Rotterdam 2021 in onvoldoende mate tegemoet komen aan de uitgangspunten zoals de rechtbank hiervoor heeft uiteengezet. De rechtbank merkt verder volledigheidshalve op dat verweerder bij het vaststellen van het herzienings- en terugvorderingsbedrag ook de op de bankrekening van eiseres verrichte contante stortingen en bijschrijvingen door derden kan betrekken, voor zover verweerder deze bedragen niet reeds expliciet heeft vrijgelaten.

De rechtbank stelt voor het nemen van een nieuw besluit op het bezwaar een termijn van acht weken.

15. Omdat het beroep gegrond is, dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden.

16. De rechtbank ziet tevens aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres in beroep. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.518,-.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit;

- draagt verweerder op om binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, voorzitter, en mr. W.P.M. Jurgens en mr. D. Haan, leden, in aanwezigheid van mr. E. Huis-Grondman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 september 2022.

De griffier is verhinderd de uitspraak

te ondertekenen

griffier

voorzitter

Bijstand